À perte de vue
26.09.21 > 30.01.22
Partner(s)

Léon Wuidar. À perte de vue

 

Het oeuvre van Léon Wuidar, wiens zogenaamde ‘geometrische’ abstracte kunst (om het onderscheid te maken met de lyrische variant) gekenmerkt is door ijver en een vleugje humor, is sinds het midden van de jaren 1960 zowel coherent als verrassend. In navolging van Museum Haus Konstruktiv in Zürich wijdt het MACS een omvangrijke retrospectieve aan deze Luikse kunstenaar. Voor het eerst wordt een uitgebreid ensemble schilderijen, collages en schetsboeken samen getoond in een museale instelling in België. De tentoonstelling, getiteld À perte de vue, heeft aan de hand van een selectie kunstwerken die gemaakt zijn tussen 1962 en vandaag, aandacht voor de voortdurende evolutie van een kunstenaar die zich steeds meer opwerpt, wars van trends of heilige artistieke huisjes, als een van de meest vrije en verfijnde kunstenaars van zijn generatie. 

Léon Wuidar, geboren in Luik in 1938, begint als autodidact te schilderen vanaf 1955. Hij zoekt er zijn eigen weg tussen de vele richtingen die in die tijd gangbaar waren binnen de figuratieve kunst. Na een periode van ongebreideld onderzoek, op zoek naar zijn artistieke identiteit, ruilt hij in 1963 het figuratieve in voor abstracte kunst. Daarbij is hij er zich volledig van bewust dat hij niet behoort tot de generatie pioniers, maar hij is vastbesloten om een vervolg te breien aan het avontuur en vooral om de esthetiek te perfectioneren. Historisch gezien onderscheidt zijn werk zich door de precisie die hij toevoegt aan de relatief ‘elementaire’ afwerking van abstracte kunst. Hij maakt kennis met dit register door de reproducties van twee schilderijen van Ben Nicholson, gevonden in een tijdschrift toen hij in een boekenkar snuisterde. Wanneer hij zich vijftien jaar later voor een schilderij als À perte de vue (1968) beroept op dezelfde ‘neoplastische’ stijl, was het plan van Léon Wuidar om te evolueren naar een ‘soepele en heldere’ stijl, waarin kleur met een zekere weelderigheid zou ontluiken. 
“Als aandachtige bezoeker van galerijen”, vertrouwde hij Ben Durant toe, “keek ik naar abstracte schilderijen met een steeds terugkerende gedachte: er is iets primitiefs aan wat ik zie, zowel in zijn spontaniteit, de eenvoud van de middelen en, in de beste gevallen, de frisheid van de kleuren. Ik stelde me een evolutie van de abstracte schilderkunst voor: de realisatie van een diepgaander, evenwichtiger werk, dat als klassieke kunst zou zijn gedefinieerd. Ik had natuurlijk de evolutie van de Griekse kunst voor ogen. Daarin is de verandering duidelijk merkbaar: vanaf de archaïsche kouroi en korai tot de evenwichtige stijl uit de periode van de 4de eeuw.” 

Vanuit historisch perspectief is het schilderij Anamorphose (1964), dat een persoon voor een vervormende spiegel afbeeldt, een mijlpaal in de overgang naar de abstractie via een picturaal kader waarin het klassieke lineaire perspectief doorbroken wordt. Door zich af te zetten tegen modernistische dogma’s en hun wiskundige kilheid geeft Léon Wuidar een persoonlijke toets aan zijn eerste geometrische composities, die doorspekt zijn met humor, culturele referenties, decoratieve motieven en dubbelzinnige tekens. Zijn composities zijn eenvoudig van structuur, maar zijn tegelijk een complexe wirwar. Ze nodigen het publiek uit om door een netwerk van tekens te reizen dat zij moeten “leren lezen” op dezelfde manier waarop de beeldtaal van rebussen en ideogrammen wordt ontcijferd. Deze belangstelling voor gecodeerde of zelfs geëncrypteerde beelden komt tot uiting in zijn schetsboeken, waarin ingenieuze grafische vondsten blijken uit zijn onderzoek naar ornamentele motieven, typografie, pictogrammen en kalligrammen. Zonder esoterie erbij te betrekken, moet toch worden benadrukt dat het semantische plezier dat de iconische taal van Léon Wuidar in het algemeen verschaft, niet ver afstaat van dat van blazoenering, het beschrijven van wapenschilden, wat in de middeleeuwse heraldiek werd beoefend. Net als de allegorieën van weleer doen deze assemblages van tekens zich voor als een soort figuratief schrift dat we gerust postmodern zouden kunnen noemen. In de werken waar grafische symbolen en cartouches voorkomen als overblijfselen van oude beschavingen, met name Egyptische of precolumbiaanse, is de rode draad duidelijk de oorspronkelijke en onlosmakelijke eenheid van tekening en schrift, van gravure en architectuur, van beeld en woord.

Léon Wuidar is docent tekenen sinds 1959 en doceert grafische kunsten aan de Académie des Beaux-Arts in Luik vanaf het midden van de jaren 1970, samen met Jacques Charlier. In deze periode, waarin hij ook vraagt aan Charles Vandenhove, een bevriend architect, om zijn huis in Esneux te ontwerpen, krijgen de schilderijen van Léon Wuidar een steeds solidere basis door de ontwikkeling van een architectonische taal. Deze taal is gestoeld op een vormenfamilie die de schilder regelmatig gebruikt, zoals het decoratieve visgraatmotief of de ovale rechthoek, die doet denken aan de cartouche waarin de Egyptenaren hun hiërogliefen aanbrachten. Op dit kruispunt van architectuur en schrift leidt de esthetiek van het symbool – of van de gebeitelde lijn – ook tot de realisatie van de eerste integratie van de kunstenaar in 1977, op de voorgevel van het restaurant van de Sart Tilman-universiteit in Luik. Deze sequentiële ordening van tekens, ditmaal in de vorm van verticale composities, verschijnt ook in een reeks houten bas-reliëfs die Léon Wuidar maakt in 1985 en die doet denken aan de vorm van de loden drukletters die vroeger door drukkers werden gebruikt. De liefde van de schilder voor het boekenvak blijkt evenzeer uit de talrijke kaften en boekbanden die hij begint te maken in diezelfde periode. Deze werken, het resultaat van een nauwe samenwerking met ambachtslui, leiden soms tot het gebruik van onverwachte en sensuele materialen, zoals plantaardig ivoor, ebbenhout of celluloid. In deze trant zal de kunstenaar ook enkele boekobjecten maken die getuigen van een barokke voorkeur voor de plooi.

Door op zijn manier een ‘concrete poëzie’ te ontwikkelen, maakt de schilder vanaf het midden van de jaren 1980 bepaalde schilderijen door niet enkel met lijnen en kleuren te spelen, maar ook met letters en woorden. In veel composities zijn er stiekem figuren geslopen, waardoor het dogma van de geometrische abstractie, iets wat de schilder nooit consequent zal naleven, onderuitgehaald wordt. Door een beroep te doen op verbeeldingskracht en door te raden is het dus mogelijk om in veel van zijn schilderijen, die op het eerste gezicht niet figuratief lijken, concrete dingen te herkennen: een kerstpiek, een clownsneus, de letters van een woord. In andere composities komt de abstractie enkel voort uit de stilering van het motief dat, herleid tot een pictogram, duidelijk herkenbaar blijft: een masker, een sleutelgat, een pijp, een stoel en een bistrotafel. Bij nog andere werken moeten de visuele referenties, waarvan er een aantal aan de kunstgeschiedenis zijn ontleend, zoals het werk New York Movie van Edward Hopper in Louvreuse, duidelijk aangegeven worden om ze te kunnen vinden. Met deze mindset, tussen abstracte kunst en surrealisme, zal Léon Wuidar trouwens hulde brengen aan René Magritte door te knipogen naar zijn beroemde ‘pijp’ (La Trahison des images, 1928-1929).

Veer en inkt spelen een belangrijke rol in de compositieprocédés, integratieprojecten en vele grafische werken die Léon Wuidar met opmerkelijke precisie maakt. Al sinds zijn beginjaren heeft hij zich bekwaamd in het tekenen met de vrije hand. Deze uitdagende techniek laat hij tegen 1990 achterwege. Dan begint hij werken te maken die naast tekeningen ook collages van gevonden voorwerpen bevatten, voornamelijk postkaarten en handgemaakt marmerpapier. Al decennialang houdt Léon Wuidar in zijn schetsboeken projecten, notities en grafische experimenten bij, steevast op kleine schaal. De diverse aard doet geen afbreuk aan de esthetische samenhang van het geheel. Doorheen de pagina’s volgen de vele facetten van zijn oeuvre elkaar op en vermengen ze zich, zoals bij een postzegelcollectie. De schetsboeken leggen de volledige omvang van zijn nieuwsgierigheid bloot en vormen ook een samenvatting van zijn oeuvre: advertenties, decoratieve motieven, typografie, kaften, woordspelingen en vooral verschillende composities voor potentiële schilderijen, die op een dag gemaakt zullen worden. De vele grafische experimenten geven blijk van een visueel alfabet met decoratieve motieven die soms geassocieerd kunnen worden met natuurelementen: een ster, sneeuw, een bliksemschicht, vuur, een hart, een maan of een oog. Deze manier om de tekening op te vatten als een emblematische weergave van de wereld benadert ook die van een andere Luikse schilder: Marcel Lempereur-Haut. Als abstract kunstenaar van het eerste uur maakte hij vanaf de jaren 1920 buiten de schijnwerpers geometrisch werk waarin het subtiele spel van veelhoeken of fractalen refereert aan de wonderlijke vormen van een honingraat of een sneeuwvlok. Léon Wuidar, die zich in het avontuur van de moderne kunst stortte maar er zich met bescheidenheid en humor van distantieerde, heeft ermee ingestemd dat een schilderij van deze ‘eerste Waalse abstracte kunstenaar’ naast zijn werk wordt gepresenteerd. 

Gedurende zijn carrière heeft Léon Wuidar zijn werk regelmatig tentoongesteld. Het afgelopen decennium heeft zijn aanwezigheid in de kunstscène steeds meer internationale weerklank gekregen. Daarvan getuigen onder meer zijn solotentoonstellingen in Bonn (2007), Lille (2009), Londen (2018) of Zürich (2020). Zijn werk maakt deel uit van verschillende publieke collecties in België (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel; KBR, Brussel; Musée de l’Art Wallon, Luik; Cabinet des Estampes, Luik; het Openluchtmuseum van Sart Tilman, Luik; Centre de la Gravure et de l’Image imprimée, La Louvière; Fondation Meeùs, Louvain-la-Neuve; Musée royal de Mariemont, Morlanwelz; Musée des Beaux-Arts et de la Céramique, Verviers) en in het buitenland (Fernmeldetechnisches Zentralamt, Darmstadt, Duitsland; Dorstener Maschinenfabrik, Dorsten, Duitsland; Stichting IDAC, Mondriaanhuis, Amersfoort, Nederland). De tentoonstelling À perte de vue, die nu door het MACS georganiseerd wordt, is de eerste retrospectieve tentoonstelling die aan hem gewijd is in een museale instelling in België. Naar aanleiding van de tentoonstelling zijn de belangrijkste werken uit de tentoonstelling opgenomen in een tweetalige catalogus (FR/EN), naast de neerslag van een gesprek tussen Léon Wuidar en Hans Ulrich Obrist. De redactie van de catalogus was in handen van het MACS.

 

1. Ben Durant en Léon Wuidar, Conversation avec Ben Durant, Gerpinnes, Éditions Tandem (verz. gesprek met), 2007, p. 33.

 

Curator: Denis Gielen

Vennootschap

Het MACS en het LaM bieden een reductietarief* aan naar aanleiding van de tentoonstellingen Léon Wuidar. À perte de vue en Paul Klee, entre-mondes

*op vertoon van een toegangsticket voor een van beide instellingen.

MACS - Partenariat - LaM

Fotolithografie

De lithografie Clown, gemaakt door kunstenaar Léon Wuidar naar aanleiding van haar tentoonstelling in het MACS, is geproduceerd in samenwerking met Éditions Bruno Robbe en is te koop in de Artshop van Grand-Hornu.

Meer informatie
MACS - Lithographie - Léon Wuidar, Clown
Tentoonstellingscatalogus

Léon Wuidar

À perte de vue

Uitgeput
39 €
Kunstenaar(s):
Léon Wuidar
Uitgever(s):
MACS / Musée des Arts Contemporains au Grand-Hornu
Auteur(s):
Denis Gielen
Hans Ulrich Obrist
Ta(a)l(en):
Tweetalig - Frans/Engels
Pagina's:
232 pagina's
Illustraties :
Talrijke illustraties in kleur
Formaat:
25 x 21 cm
ISBN:
9782930368795
Bekijk een deel van de catalogus
MACS - Éditions - Léon Wuidar. À perte de vue